Twee enorme zeebeesten
"Vorig jaar heeft een Frans stel zich laten insluiten," vertelde onze gids. "Zijn ze teruggevonden?" vroeg ik. In het schijnsel van haar gaslantaarn zag ik dat ze knikte. De lamp wierp onze schaduwen op de muren van de ondergrondse gang. Overal zag ik aftakkingen. "Hoe kun je hier niet verdwalen?" vroeg Miriam. "Het heeft mij zeker vijf jaar gekost voordat ik de weg een beetje kende," zei de gids, een vlotte Limburgse van onze leeftijd.
Ze vertelde dat de mergelgrotten zich meer dan zeventig kilometer uitstrekken. Zeventig kilometer in mergel uitgehakte gangen in alle richtingen. Tot over de grens, in België. Zelf was ze alleen bekend met het kleine stukje dat onder de Valkenburgse Cauberg loopt. Maar ook dat leek mij een absolute topprestatie, aangezien de wandeling van een uur die wij maakten door een schijnbaar ondoorgrondelijk doolhof voerde.
Overal waren houtskooltekeningen op de wanden aangebracht. Op andere plaatsen zagen we sculpturen, in het zachte gesteente gehouwen. Er zaten ware kunststukjes bij. We werden geïmponeerd door twee enorme zeebeesten uit het tijdperk van de dinosauriërs. De schedels van deze meterslange dieren waren teruggevonden in de mergel, als stille getuigen van een tijdperk waarin Limburg nog beneden zeeniveau lag. De plaatselijke hoefsmid had ze gereconstrueerd.
We waren slechts met z'n drieën. De gids, Miriam en ik. "Het wordt een privé-rondleiding," zei onze begeleidster aan de start. "Jullie zijn de enige bezoekers vanmiddag." Ze stak haar gaslamp aan en leidde de weg. "Ik vond het erg gezellig," zei ze na afloop. "Waarom wilde je eigenlijk naar een mergelgrot?" vroeg ik toen we zondagavond weer in Rotterdam waren. Miriam schudde haar hoofd. "Dat weet ik eigenlijk niet," zei ze. "Het leek me wel leuk."
0 Reactie(s):
plaats een reactie
<< Home