Dorstige Kaapverdiaanse bovenbuurman
We zaten rechtop in bed. "Hoorde ik de deurbel?" vroeg ik slaperig aan Miriam. "Volgens mij wel," zei ze. Ik stond op, schoot in mijn ochtendjas en opende schoorvoetend de voordeur. Daar stond een Kaapverdiaanse jongen die ik vaaglijk herkende als één van de bovenburen.
"Heb je misschien wat water voor me?" hijgde hij. Ik keek hem verbaasd aan. "Ik ben wezen stappen en ik kan er niet in," zei de jongen terwijl hij naar boven wees. "En ik heb zo'n dorst." Zijn woorden drongen maar half tot mij door. "Wacht even," reageerde ik, terwijl ik de voordeur sloot en richting koelkast liep.
Ik viste een fles water uit de koeling en liep terug naar de hal. Onderweg viel mijn oog op de klok. Toen ik de deur weer opende en het water aan mijn bovenbuurman overhandigde, die zich uitgelaten toonde met zijn aanwinst, zei ik: "Je realiseert je toch wel dat het zes uur is op zondagochtend?"
"Sorry," zei de jongen. "Maar ik heb zo'n dorst."
0 Reactie(s):
plaats een reactie
<< Home