Mijn hand op haar been leggen
Ik zat in de sneltrein richting Amsterdam. Niet veel later kwam Winnie Sorgdrager tegenover me zitten. Als vanzelf dook ik fanatiek weg in mijn opschrijfwerk, om maar te voorkomen dat ze een praatje aan zou knopen. Eerst deed Winnie nog of ze de krant zat te lezen. De Volkskrant, dat spreekt voor zich. Maar toen we Leiden net voorbij waren legde ze het dagblad terzijde en keek ze dwepend in mijn richting, terwijl ik zelf steeds verwoeder mijn pen hanteerde.
Vanuit mijn ooghoeken zag ik hoe ze me opnam vanachter haar brilletje. Het leek me hetzelfde brilletje als tijdens haar ministerschap. Hardnekkig poogde ik mijn focus bij het schrijfblok op mijn knieën te houden, ondertussen constaterend dat ik toch aan Winnie dacht. Klem tussen de draaideur. De IRT-affaire. Het gedoe met Doctors van Leeuwen. Het maakte me iets melancholiek. Even had ik zelfs de neiging om troostend mijn hand op haar been te leggen.
Haar been. Ik wierp een vluchtige blik. Ze zag het. We waren ter hoogte van Amsterdam Sloterdijk en plots stond ik op. Mijn blik zorgvuldig afwendend. Ik voelde haar ogen priemen in mijn rug toen ik wegliep. Weg. Opluchting. Ruimte. Ik snoof de weldadige lucht van smeerolie, terwijl ik van het ene naar het andere rijtuig overstapte. De avances van een oud-minister ontvlucht. Hoezeer ik tegelijk ook meelij voelde, want Winnie heeft iets meelijwekkends.
Tien minuten later zat ik in de tram. Tegenover Frénk van der Linden. Hij keek me indringend aan. Het zweet brak me uit...
0 Reactie(s):
plaats een reactie
<< Home