Flanerende nouveau riche
Mijn vooroordelen ten aanzien van Capri waren onterecht! Ik neem bij deze mijn verlies. Voor de goede orde: ik was zelf degene die de knoop doorhakte om toch maar deze kant op te gaan. Vijf uur in een trein naar Foggia en nog eens vier uur in een bus, plus een vertrek om acht uur in de ochtend vanaf station Termini. Het klonk gewoon niet aanlokkelijk. Niet zo aanlokkelijk als de naam Capri tenminste.
Volgens Lonely Planet doet Capri-stad meer denken aan een filmset dan een dorpje. En hoewel die omschrijving echt wat overtrokken is, geef ik ruimschoots toe dat het stadje en het eiland ronduit prachtig zijn. Pittoresk vooral ook. Zorg alleen dat je rond het middaguur in de luwte verkeert, als de bootladingen Japanse en Duitse dagjesmensen deze rots in zee overspoelen. Dan is het net een tikje hectisch hier.
Los van de schattige witte huisjes, de meest autovrije straatjes - die sowieso te smal zijn voor voertuigen groter dan een golfkar - en de schitterende uitzichten over de baai van Napels, is Capri vooral ook fascinerend. Aan vier- en vijfsterrenhotels geen gebrek. En wanneer een gehucht met amper achtduizend inwoners twee vestigingen van Prada heeft, dan is er iets bijzonders aan de hand.
Prada, Gucci, Rolex, D&G. Je struikelt over de dure merken. Overal boetieks met onbetaalbaar designspul. Bijzonder is dat ze gebroederlijk zijn gelegen naast de plaatselijke slager, bakker en supermarkt, die precies zo ogen als je je voorstelt bij een Zuid-Europees stipje op de kaart. Uit de kluiten gewassen Italiaanse moekes die parmesan en verse tomaten inslaan voor het avondeten, tussen hordes rijke toeristen.
Het is een aparte gewaarwording. Vooral voor mijzelf overigens en niet zozeer voor de gemiddelde resident. Die weet al jaren niet beter. Het onvervalste dorpsleven wordt hier gecombineerd met flanerende nouveau riche. Als je geen witte broek draagt en een polo van Ralph Lauren, tel je eigenlijk niet mee. Om nog maar te zwijgen van de dure champagnes in zelfs het eenvoudigste restaurant.
Vanochtend liet ik mijn haar knippen bij Franco, de plaatselijke barbier. In een versleten kapperstoel met een licht roestige schaar. Daar ging het gewoon over de dingen van de dag. De dingen van het dorp. Een dorp met een gouden randje, dat wel...