De weblog met de positieve vibes!

21.7.11

'Where’s the Bengo Museum?'

Het kwam met bakken uit de hemel. Desondanks had ik de fiets gepakt. Niet alleen hou ik gewoon heel erg van fietsen, trams hebben bovenal de neiging om nogal klam aan te voelen tijdens een hoosbui. Dus daar stond ik, in de stromende regen, netjes te wachten voor het stoplicht recht tegenover het Amsterdamse Rijksmuseum. Een stoplicht dat aftelt tot groen. Nog 39 seconden, zag ik.

Ik was niet alleen. Naast mij stond een jonge vrouw met haar fiets en een enorme paraplu, die ze slechts met moeite in bedwang wist te houden. Behalve dat het stortregende, trok er ook een halve orkaan over de stad zo leek het. De wind geselde het regenscherm dat mijn buurvrouw meetorste. Ze hing over haar stuur en had aan één hand nauwelijks genoeg om weerstand te bieden. Nog 37 seconden.

Het geluid van al dat natuurgeweld was oorverdovend. Daar kwam nog het geraas van de auto’s bij, die voorbij raceten en van hun banden vooral die door diepe plassen ploegden. Het zicht was inmiddels ook minimaal. Daardoor had ik de man die opeens naast ons stond te roepen, niet eerder gezien. Hij had het op de vrouw met de paraplu voorzien. "Ma'am!" schreeuwde hij. Ze reageerde niet. "Ma'am!" Nog 31 seconden.

Een toerist, begreep ik. Altijd gezellig. Een Amerikaan bovendien, zo te horen. Hij was van middelbare leeftijd en zag er iets onverzorgd uit. Keurig postuur – zeker voor een inwoner van de Verenigde Staten –, maar groezelig. Ongeschoren. Hij had iets viezigs. Ik bedacht dat de man waarschijnlijk ook onaangenaam rook en was op slag blij met de regen, die dat verbloemde. "Ma'am, excuse me!" probeerde hij nog eens. Nog 28 seconden.

De vrouw had inmiddels door dat het geschreeuw dat via haar rechteroor doordrong, voor haar was bedoeld. Ze bewoog de enorme paraplu, die haar blikveld minimaliseerde, iets naar links en staarde met glazige ogen naar de Amerikaan. Bij hem zag ik vooral opluchting. Eindelijk had hij contact. De man deed nog een flinke stap naar voren, waardoor hij zich inmiddels ruimschoots in haar 'comfort zone' bevond. Het volume van zijn stem werd er niet minder op. Nog 25 seconden.

"Where's the Bengo Museum?" tetterde hij in het oor van de vrouw met de paraplu. Ze keek hem niet begrijpend aan. "The Bengo Museum," herhaalde de toerist zo mogelijk nog harder. Ze schudde langzaam haar hoofd en informeerde iets ongemakkelijk: "De wat mjoesiejoem?" Hij dreigde op slag zijn geduld te verliezen. Deze toerist leek me sowieso van het licht ontvlambare type. Hij zoog een verse teug lucht naar binnen en gilde zo luid hij kon: "THE BENGO MUSEUM, MA'AM!" Nog 20 seconden.

Ook de vrouw dreigde nu uit haar rol te vallen. Ik voelde met haar mee. Amerikanen lijken wel vaker de neiging te hebben om alleen maar harder te spreken, wanneer ze niet worden verstaan. Harder, niet noodzakelijkerwijs duidelijker. Tegelijk vroeg ik me – net als de vrouw naast me, schijnbaar – af waarnaar hij nou precies op zoek was. "Wat is de Bengo mjoesiejoem?" probeerde ze nog. Er kwam letterlijk stoom uit de neusgaten van de toerist. Nog 15 seconden.

Ik zag hoe de spieren in het lichaam van de man samentrokken uit pure ergernis. Hij balde zijn vuisten, terwijl het regenwater over zijn verzopen hoofd naar beneden gutste. "What the hell is this?" schreeuwde hij geïrriteerd in het oor van de vrouw. "How come you don't know Bengo? He's your guy, right? You know, Bengo? The painter? The bloody potato-artist? With the sunflowers and all? Come on, you gotta be kidding me! Now tell me: where’s the bloody fucking Bengo Museum?" Nog 10 seconden.

Ze schudde haar hoofd. Het kwartje wilde niet vallen. Zelf voelde ik me niet geroepen om te hulp te schieten. "Aai doont noo wat joe mien," zei de vrouw met een hautaine ondertoon. "Aaim sorry!" Het laatste klonk niet bepaald oprecht. Vervolgens wendde ze haar hoofd af, ten teken dat het onderhoud met de toerist wat haar betreft voorbij was. Hij trok zich daar echter niets van aan, zette nog een halve pas naar voren en voegde haar toe: "You piece of shit!" Nog 5 seconden.

De Amerikaan draaide zich om en liep stampvoetend weg in de richting van de PC, onderwijl nog altijd vloekend en tierend. De vrouw met de paraplu staarde hem verbouwereerd na. De traan die vanuit haar linkeroog naar beneden liep, had net zo goed een regendruppel kunnen zijn. Groen.

6.7.11

Op jacht naar koolwitjes

De benedenbuurman in Amsterdam heeft vorig jaar in zijn minituintje voor de deur een vlinderstruik neergezet. Inmiddels staat die volop in bloei en is de lucht in de wijde omgeving zwanger van de honingachtige geur die zo kenmerkend is voor deze plant. Een geur die me mee terugvoert naar mijn vroege jeugd. Ik zie ons rennend in de steeg achter het huis aan de Lindendreef. Met schepnetjes, op jacht naar koolwitjes. Dezelfde schepnetjes die we in de lente gebruikten om kikkervisjes mee te vangen.

Ik val. Kusje van mijn moeder op mijn knie en het is weer goed...