Een woest tollende homp vlees
"Wel godverdomme! Mongool! Ja, dat ben je! Je bent een kankermongool en je moet uit je doppen kijken! Uit je doppen! Je ziet me toch?" De oververhitte man maaide met zijn armen wild in het rond. Zijn buik, die een behoorlijke omvang had, zwiepte er als in slow motion net een fractie achteraan. Hij was daarmee feitelijk een woest tollende homp vlees, die al briesend en schuimend een scheldkanonnade afstak tegen een Amsterdamse taxi die achter het centraal station zojuist bijna over zijn tenen was gereden. "Kankermongool," schreeuwde hij nogmaals.
Op dat moment draaide de chauffeur van de bewuste taxi zijn raampje naar beneden, stak zijn hoofd naar buiten en riep de woesteling met een vet hoofdstedelijk accent en een metersbrede glimlach toe: "Hé, Sjaak! Jou heb ik lang niet gezien! Hoe is het met je?" De verwarring bij Sjaak duurde luttele seconden, terwijl zijn gezichtuitdrukking transformeerde van onweer naar ongemak. Uiteindelijk wist hij iets uit te brengen. "Kees," zei hij bedremmeld, terwijl hij probeerde ook een lachje te produceren. "Wat leuk om je te zien. Zit je nog steeds op de taxi, joh?"