De weblog met de positieve vibes!

30.3.10

Claxons, klootzak en krijg de kolere

Ze waren gehuld in gele hesjes. En overijverig, dat was wel duidelijk. Mijn aandacht werd getrokken toen de eerste automobilisten begonnen te toeteren. Het stond tegen die tijd al behoorlijk vast op de doorgaande weg aan de achterkant. Ze waren met vijf, de officials. Drie mannen en twee vrouwen. Twee in dienst van de politie en drie leden van wat hier in Schiedam geloof ik de lichtblauwe brigade heet.

Het zag er allemaal wat knullig uit. Eén van de agenten had haar fiets midden op het kruispunt gezet, terwijl zij zelf - driftig in de weer met een fluitje - het verkeer vanuit de richting Albert Heijn probeerde door te geleiden. De rest stond stil. Ik vermoedde dat er een ziekenwagen in aantocht was. Het was overigens duidelijk dat de politievrouw in kwestie weinig ervaring had met deze tak van sport.

Haar handgebaren deden een ernstige spastische afwijking vermoeden, veel meer dan dat ze overkwamen als heldere aanwijzingen. In de paar minuten dat ik het tafereel gadesloeg, ging het dan ook van kwaad tot erger. Hoewel het kennelijk de bedoeling was dat alle auto's uit de richting Albert Heijn naar de Koemarkt zouden rijden, trok niemand zich daar op het laatst nog wat van aan. Haar fluitsignalen ten spijt.

Een jonge Marokkaan in een Golfje, die juist uít de richting Koemarkt kwam en nu al tijden doelloos stond te wachten, stak woedend zijn hoofd door het raampje en begon te schreeuwen. Daarmee was de chaos compleet. Het was een pandemie van claxons, klootzak en krijg de kolere, terwijl de agente met het fluitje nog eens wegsprong voor een auto waarvan de bestuurder probeerde om juist haar te ontwijken.

Voordat de zaken echt uit de hand zouden lopen - de fiets die nog altijd midden op het kruispunt stond, was ook al een paar keer op een haar na geraakt - werd de actie afgeblazen. Tijdelijk althans, zo concludeerde ik. De officials hergroepeerden zich in ieder geval in de middenberm. En heel even keerde de rust terug rond het kruispunt. Een status quo, zo leek het. Iedereen hield de adem in.

De hoofdofficial sprak nog wat in een portofoon, haalde toen zijn schouders op en maakte met een laatste, nonchalant teken duidelijk dat de operatie werd gestaakt. Dat teken zag eruit als 'rijden maar'. Koren op de molen van de meutes wachtende automobilisten, die acuut het gaspedaal intrapten zonder zich verder nog te bekommeren om de kleur van het stoplicht voor hun neus.

En zo kwam het dat het volgende moment vanuit vier richtingen auto’s op elkaar afstormden, terwijl vijf officials vanuit de middenberm verbaasd en werkloos toekeken. Gierende banden, opnieuw getoeter en geschreeuw, een Renault Megane die de stoeprand schampte. Het scheelde allemaal maar weinig. De politiemevrouw krabde zich even achter het rechteroor, kennelijk toch wat ongemakkelijk met de situatie.

Tien minuten later werd het kruispunt opnieuw afgezet en niet lang daarna sjeesde een donkere limousine voorbij. De koningin. Daar was het dus om te doen geweest! Ik zag het vijftal nogal ingenomen met zichzelf zijn toen de majesteit eenmaal was gepasseerd. Vlekkeloze actie, zag je ze denken. Er werd zelfs wat op schouders geslagen. "Toppie," hoorde ik de agente met het fluitje roepen...

22.3.10

Strijd om een betere wereld

Ik werd geattendeerd op het feit dat komende zaterdag het zogenoemde Earth Hour op de agenda staat. Dat is een initiatief van het Wereld Natuur Fonds, waarbij iedereen wordt opgeroepen om gedurende één uur alle lichten te doven uit compassie met het milieu. Sympathieke actie natuurlijk, maar of het echt zoden aan de dijk zet?

Mede naar aanleiding van mijn goed ontvangen vorige bericht over een beter Nederland, meng ik me bij deze graag in de strijd om een betere wereld. Heeft iemand al eens uitgerekend wat het oplevert aan verminderde CO2-uitstoot wanneer alle aardbewoners tegelijk een minuut hun adem inhouden?

Ik zeg: komende zondag de allereerste Hold Your Breath Day...

20.3.10

We zijn toe aan een break!

Vanochtend werd ik wakker met het beeld van een boze Nederlander op mijn netvlies. Het was een blanke man, die baalde van het een of ander. Hij liep flink te godveren, zonder dat overigens duidelijk was waarmee dat precies te maken had. Het zal wel iets met integratie zijn geweest. Hoe dan ook, de man kwam zeer gespannen over. Schouders opgetrokken tot onder zijn oren, een getergde blik in de ogen, totale verkramping. In het korte moment tussen droom en werkelijkheid waarop ik de man probeerde te duiden, viel het me in. We zijn toe aan een break! Nederland moet er hoognodig eens tussenuit!

Bij ons thuis is het een beproefd model: dreigen de spanningen al te zeer op te lopen, dan pakken we het vliegtuig naar een tropische bestemming. Even helemaal ‘unwinden’. Goed slapen, lekker eten, fijne gesprekken en verder vooral niet te veel. Ook bij bedrijven is het concept bekend. Teambuilding? Nieuwe strategie? Dat doe je niet op het kantoor waar je het hele jaar al doorbrengt met elkaar. Nee, dat doe je in de Ardennen, in de sneeuw of desnoods op de hei. In een andere omgeving dus, waar de stress van alledag even wegvalt en waar je in staat bent net iets verder te kijken dan je neus lang is.

Al met al pleit ik voor een break van een week. Met z’n allen er op uit, in de sfeer van een ouderwets schoolreisje. Samen liedjes zingen in de categorie ‘we zijn er bijna’. Het feit dat we met zestien miljoen zijn, vereist wel enige planning natuurlijk. Via Sunweb en D-Reizen krijgen we vast niet genoeg hotelkamers bij elkaar. Daarom denk ik aan een uitwisselingsproject. Persoonlijk lijkt Australië me daarvoor bijzonder geschikt. De infrastructuur is goed op orde, het weer is ’s zomers ronduit geweldig en er valt genoeg te zien met het oog op de excursies die we natuurlijk willen maken.

In Australië wonen zo’n tweeëntwintig miljoen mensen. Ideaal in dit geval. We laten zestien miljoen van hen deze kant op komen voor een weekje in het pittoreske Nederland en zelf trekken we met z’n allen naar daar. De aussies die in eigen land achterblijven – een stuk of zes miljoen in totaal – worden vrijgemaakt om ons eens lekker in de watten te leggen. De rednecks en hillbillies die bezit nemen van Nederland, redden zich ondertussen wel. No worries, mate! Ik zit nog wel een beetje met vervoer. KLM heeft 26.162 plaatsen beschikbaar per ronde, dus we moeten wellicht wat extra toestellen charteren.

Boze Kees uit de Bijlmer die voor vertrek al een wave inzet, Achmed die Geert op de schouders slaat tijdens hun uitje naar het Great Barrier Reef, Monique uit Baarn en Stanley uit Dordrecht die samen de barbecue voorbereiden. We zouden het geweldig hebben samen! Een week om nooit te vergeten. Natuurlijk met een enkele irritatie hier en daar, want Sjors uit Breda blijkt ook down under gewoon een vervelende vent, maar het genoegen zou overheersen. Laat Sjors nou maar lullen en neem nog een biertje! Of een kopje thee in het geval van Job uit Amsterdam. Het is toch vakantie, nietwaar?

Ik heb een poooooo-tje met vet…. Allemaal!

17.3.10

Twitter en de scheve schaats van Frits Wester

Ik ben een fan van Twitter en heb een relatie met iemand die zelfs überfan is. Daardoor heeft het medium intussen een vaste plek verworven in ons huishouden. Als Miriam op televisie naar Wie is de Mol kijkt, doet ze dat al twitterend met andere fans. Eerder dit jaar bleek het Nationaal Songfestival zelfs tot een bijzonder hilarisch evenement te verworden door de tv-tweetcombi. Maar vooral bij groot nieuws is Twitter voor ons tegenwoordig een logische extra bron van informatie.

De val van het kabinet was vorige maand een goed voorbeeld van zo’n belangrijk nieuwsmoment waarbij Twitter van toegevoegde waarde bleek, zeker omdat veel politici het medium inmiddels hebben ontdekt. De bijdrages van met name Femke Halsema en Boris van der Ham waren die nacht alleraardigst, terwijl ze niet eens nieuws brachten. Het was hun visie op de gebeurtenissen als hoofdrolspelers in de Tweede Kamer, waardoor de kattebelletjes relevantie kregen.

Toch is Twitter mijns inziens eerst en vooral een platform voor ‘civil journalism’. Gewone mensen die behalve alledaagse beslommeringen ook nieuwswaardige feiten brengen. In de nacht van ‘de val’ waren er bijvoorbeeld meldingen van omstanders, die de bezorging van een rijsttafel in Den Haag beschreven. Ooggetuigenverslagen van maximaal 140 karakters. De voorbeelden zijn legio: van betogingen door de oppositie in Iran vorig jaar, tot de gevolgen van de aardbeving in Chili onlangs.

Dat het medium inmiddels volwassen wordt, blijkt wel uit het feit dat steeds meer ‘echte’ journalisten er ook lustig op los twitteren. Dat is begrijpelijk: het geeft hen de mogelijkheid om los van de deadlines van hun werkgever een primeur te presenteren, die bovendien nog geheel op hen persoonlijk afstraalt ook. Wat mij betreft is daar helemaal niets mis mee. Sterker, het voegt vaak iets toe. Als nieuwsconsument ben je in veel gevallen eenvoudig sneller op de hoogte.

In de nacht dat het kabinet viel, volgde ik behalve Halsema en Van der Ham ook de parlementair journalisten Michiel Breedveld van Radio 1 en Frits Wester van RTL. Met name de laatste beleefde online zijn ‘finest hour’ met een aantal scoops. En passant had hij ook nog de primeur van een preventief ontruimd KLM-vliegtuig op Sint Maarten. Wester, die pas sinds kort fanatiek twittert, heeft inmiddels ruim 32-duizend volgers, waarvan ik er één ben. Met veel genoegen.

Anders dan voor gewone burgers – die Twitter vooral gebruiken als uitlaatklep – en voor politici – van wie je mag verwachten dat ze het medium ook als pr-vehicel zien –, geldt wat mij betreft voor journalisten wel dat ze in de race om nieuws ook in tweets recht moeten doen aan de grondbeginselen van hun vak. In dat kader geldt bijvoorbeeld dat de herkomst van een verhaal duidelijk moet zijn en ook dat één bron geen bron is, al kun je bij dat laatste element soms iets rekkelijker zijn.

In het geval van het KLM-vliegtuig, dat wegens een bommelding werd geëvacueerd, voldeed Wester aan zijn journalistieke plicht. Hij had het bericht ontvangen via vrienden, die ter plaatse waren. Informatie uit de tweede hand dus. Het werd door hem keurig in de tweet gemeld. En zelfs als er sprake is van ‘bronnen rond’ een partij, kun je – hoe vaag wellicht ook – toch een inschatting maken van de relevantie, zeker als je daarbij de staat van dienst van Wester meeweegt.

Meestal gaat het dus goed, maar gisteravond reed Frits Wester wat mij betreft een scheve schaats. In de aanloop naar de ontknoping van de verdwenen Milly Boele uit Dordrecht, meldde Wester als eerste haar dood. Hij deed dat via Twitter om één minuut voor half tien, zo’n drie uur voor de officiële bevestiging door de politie. De tekst luidde als volgt: “vreselijk Milly dood gevonden in buurt eigen huis. 21.30extra uitzending RTL Nieuws”. Een tweet die vragen oproept.

Wie was de bron van Wester? Hij meldt er niets over in zijn bericht en ook niet in de tweets die volgen. En wat is zijn bemoeienis met dit onderwerp? Wester is immers bekend van zijn Haagse bijdragen en een primeur in deze zaak doet dan ook onlogisch aan. Te oordelen naar zijn latere berichten heeft een flink aantal van zijn volgers kritisch gereageerd. Wester roept na middernacht zelfs op tot een ‘Twitterstop’.

Het bevreemdt mij echter dat de kritiek zich lijkt toe te spitsen op de vraag of het ethisch verantwoord was om op dit onderwerp een primeur te scoren. Daarover gaan nu de meeste reacties op Twitter en in andere media. Wester meldt vanmiddag ter verdediging: “Helaas is triest nieuws ook nieuws”. Ik zou dat wel wat sterker willen stellen: meestal is nieuws slecht nieuws. De vraag of een scoop in dit geval op z’n plaats was, vind ik dan ook hypocriet.

Wat mij betreft moet de discussie gaan over het citeren van bronnen en het zo goed mogelijk kenbaar maken van de herkomst van een verhaal. Wester twittert vandaag nog wel: “Op zo'n moment is zorgvuldigheid natuurlijk een must en berichten we op basis van goede bronnen”, maar in welke hoek we die bronnen moeten zoeken, blijft ongewis. En ook wat Frits Wester überhaupt met de zaak te maken heeft.

De scoop van Wester werd gisteren vrijwel direct overgenomen in andere media. De online uitgave van Elsevier voorop. Het verhaal werd door hen eerst nog als voldongen feit gebracht, maar binnen enkele minuten verschenen de aanhalingstekens. Het nieuws veranderde in een quote. Een quote van Frits Wester. Het stond er duidelijk bij en zo hoort het. Al bracht het de kritische Twitter-fan natuurlijk geen steek verder. Want wie was nou de bron?

13.3.10

Trots op oma

Nog geen jaar geleden had ik haar aan de telefoon, toen ze in snikken uitbarstte. Oma zag het niet meer zitten. En zo kende ik haar niet. Het was vlak nadat ze voor de tweede keer haar heup had gebroken. Jaren eerder was ze voor het eerst ongelukkig ten val geraakt. Volgens mij op de fiets. Het herstelproces had oneindig lang geduurd, mede door een aantal pinnen die naar later bleek verkeerd waren aangebracht. Nu stortte haar wereld in. Opnieuw die lijdensweg.

Het bewuste telefoontje hadden we niet lang na haar tweede operatie. Oma was weer thuis, maar nagenoeg immobiel, met veel pijn en kampend met de naweeën van een narcose, die er onder meer voor zorgde dat ze wekenlang nauwelijks sliep. Een uurtje per nacht. Misschien twee. Overdag doezelde ze af en toe even weg. Oma vroeg zich af of het nog goed ging komen en het verdriet dat gepaard ging met die onzekerheid was voor mij op dat moment fysiek voelbaar. Wat had ik met haar te doen! Want oma was, hoewel nagenoeg negentig, nog behoorlijk kwiek en fit geweest. Zeker nadat het euvel met de pinnen van haar eerste heupoperatie was opgelost. Ze zat nog op haar knieën in de tuin voor het periodieke onderhoud van het groen. Als ik me niet vergis was ze zelfs nog in staat om, liggend op haar rug, beide voeten achter haar hoofd de grond te laten raken. Iets waarvan ik me afvraag of ik het zelf zou kunnen.

Al met al was het duidelijk dat oma niet op de vertrouwde Palestinastraat nummer 13 in Heerlen kon blijven, het adres waar ze tijdens mijn leven altijd had gewoond. Het huis voldeed eenvoudig niet meer. De trap naar boven was een definitief obstakel geworden, waardoor ze noodgedwongen met haar bed in de woonkamer bivakkeerde. En hoewel alle losliggende kleedjes waren verwijderd – het achter zo’n kleedje blijven haken, was de oorzaak geweest van haar laatste val – was ook het gedoe met drempels en nauwe doorgangen voor de scootmobiel verre van ideaal.

Ik herinner me dat ik mijn moeder sprak in die tijd over de vraag hoe het nu verder moest. Een aanleunwoning of serviceflat leek voor de hand te liggen. Ze stond al jaren ingeschreven voor een nieuw complex, maar de bouw daarvan liep steeds weer vertraging op en mijn moeder vroeg zich af of oma überhaupt wel toe was aan iets ingrijpends als een verhuizing. Haar zus Marijke – mijn tante, die net als oma in Heerlen woont en fungeert als oma’s steun en toeverlaat – zou het onderwerp voorzichtig eens ter sprake brengen, geloof ik. Volgens mij was dat uiteindelijk niet nodig. Oma had zelf al ingezien dat het tijd was voor een nieuwe woonomgeving en binnen enkele weken was er groen licht. Opnieuw maakten verschillende van haar kinderen zich zorgen over de snelheid waarmee alles ging, maar oma toonde zich kranig zoals ik haar kende en zette door. In no-time nam ze haar intrek in een flat elders in Heerlen, die onderdeel is van een veel groter zorgcomplex.

Vrijwel direct na de verhuizing was haar transformatie compleet. Oma bloeide op in haar nieuwe omgeving. Pijlsnel ging het. Van een bejaarde met weinig zin in het leven, was ze binnen enkele maanden veranderd in de positieve, goed gestemde, alerte vrouw die ik kende uit betere tijden. Het appartement, de aanspraak van mensen die ze op haar rondes door het gebouw tegenkwam, de clubs en georganiseerde groepjes waarvan ze al snel lid werd, het deed haar enorm goed. Toen ik oma een aantal weken geleden belde, was haar enthousiasme aanstekelijk.

Donderdag ging ik even op bezoek, na een afspraak in Kerkrade. Nu zag ik ook het blije gezicht erbij. Een gezicht dat tien jaar jonger was geworden. Ze bevestigde dat ze een hoop rimpels was kwijtgeraakt. Haar wangen hadden weer een gezonde, Oudhollands rode kleur. Natuurlijke rouge, bedacht ik. Toen we ’s avonds een hapje aten bij mijn oom Guido en tante Marijke thuis, straalde ze aan tafel een heerlijk natuurlijke rust uit. Een goed aura had ze. Die wordt met gemak honderd, concludeerden we na afloop. Het zou ook makkelijk kunnen. Mijn overgrootmoeder - de moeder van oma - werd op een dag na honderdéén, hoewel niet meer helemaal bij kennis de laatste jaren, dat moet gezegd. Het was in ieder geval een blije donderdag. Trots en tevreden zat ik om tien uur in de trein naar Amsterdam. Trots op oma.