De weblog met de positieve vibes!

29.6.12

'Dingen die de mensen bezighouden'

Gesprek over de intercom met een verkondiger van het Blije Woord.

Ik: "Goedemorgen!"
Zij: "Goedemorgen meneer. Wij gaan, zeg maar, langs de deuren vandaag. Bij de mensen. Om eh... Nou ja, zeg maar, dingen te bespreken die de mensen bezighouden. Als het ware. Zeg maar... Dan bedoel ik... Nou ja, u weet wel! Dusseh, dat is dus wat we zo ongeveer doen vandaag."
Ik: "Het is een erg vaag verhaal dat u afsteekt, mevrouw."
Zij: "Ja, daar heeft u misschien wel een beetje gelijk in."

27.6.12

Wat ze hier precies komt doen

Voor ons in de rij bij de paspoortcontrole op Schiphol staat een meisje. Als ze zich aan de balie meldt met haar identiteitsbewijs, zie ik de marechaussee van dienst al direct wat argwanend kijken. Het meisje, begin twintig schat ik haar, is zo te zien afkomstig uit een Aziatisch land en spreekt zeer gebrekkig Engels. Desondanks - of waarschijnlijk juist daarom - wordt ze aan een diepte-interview onderwerpen, dat vanwege de taalbarrière allesbehalve soepel verloopt.

"Do you live in Europe?" vraagt de grensbeambte allereerst met een geveinsd strenge ondertoon, terwijl hij naar het bordje boven zijn werkplek wijst, waarop valt te lezen dat hij uitsluitend inwoners van de EU welkom heet. Ze volgt met een zenuwachtige blik zijn vinger, neemt de tekst van het bordje in zich op en begint zich vervolgens omstandig te verontschuldigen, terwijl ze tegelijk probeert zich met een veel te grote koffer uit de voeten te maken.

"No, no," roept de medewerker van de marechaussee. "It's ok!" Een vragende blik valt hem ten deel. Het Aziatische meisje wijst nu op haar beurt naar het bordje en houdt het hoofd daarbij iets schuin, ten teken van het feit dat ze het allemaal niet begrijpt. De grensmeneer wuift het hele voorval gemakshalve weg en pakt door op de meer interessante onderwerpen. Wat ze hier precies komt doen en van dat soort dingen meer.

Van haar verhaal, dat minuten in beslag neemt, krijg ik eigenlijk niets mee. En niet omdat het meisje zachtjes praat, wat bepaald niet het geval is, maar omdat ze een soort fantasietaal bezigt. Tot mijn verbazing blijkt de official achter de balie, die inmiddels een flinke lach niet meer kan onderdrukken, wel te begrijpen wat de kern van haar betoog is.

"I'm sorry," zegt hij geamuseerd, terwijl hij haar paspoort triomfantelijk teruggeeft en met een wijds armgebaar in de richting van het aëronautische niemandsland dat zich voor hem uitstrekt, aangeeft dat ze Nederland niet in komt. "This is not Bremen! You are in Amsterdam!"

De verwarde blik van het Aziatische meisje... Onbetaalbaar.

[Zie ook: Dossier Vietnam & Laos]

24.6.12

Wat dacht je van een hapje slang?

Er is zo'n gezegde over Chinezen volgens mij, die alles zouden eten dat vier poten heeft, behalve een tafel. In Vietnam gaan ze nog een stapje verder. Natuurlijk staat hier hond op het menu - overigens alleen in de tweede helft van de maand, want anders brengt het ongeluk -, kikkers in vele soorten en maten, allerlei hagedisachtigen, krekels en schorpioenen, maar er hoeven niet noodzakelijkerwijs poten aan het dier in kwestie te zitten, om op het menu te belanden.

Ook maden, rupsen en dat soort spul gelden hier als delicatesse. Vanmiddag nog tijdens de lunch, lagen de gebakken bijenlarven vredig naast de gemarineerde kip met citroengras. En wat dacht je van een hapje slang? Geen poot te bekennen, maar heerlijk vinden ze het hier! We kwamen al eerder een gechopte python tegen op een markt in het bergplaatsje Bac Ha en gisteren maakten we een uitstapje naar het dorpje Le Mat, dat net buiten Hanoi ligt en bekend staat als 'Snake Village'.

De inwoners van Le Mat worden al vele generaties ingezet als slangenvangers, maar zijn vooral gespecialiseerd in het kweken van de beesten. Voor consumptie dus. Het zal niet verbazen dat de restaurants in het dorpje dan ook allemaal slang op het menu hebben staan. Interessanter nog is dat je bij binnenkomst langs kooiachtige constructies loopt, van waaruit een schare opgefokte cobra's je met argusogen volgt. Dat snap ik overigens wel. Zelf zou ik waarschijnlijk ook een beetje op mijn hoede zijn, wanneer ik het voorportaal van een lokale uitspanning eenmaal had bereikt.

We hebben het uiteindelijk overigens niet gedaan, dat hapje cobra. Officieel omdat de prijs behoorlijk belachelijk is met dik tachtig dollar voor een bordje, maar heel eerlijk gezegd vooral omdat ik het gewoon creapy vind. Zeker griezeliger dan kikkers, krekels, schorpioenen en bijenlarven, maar ook daarvoor loop ik bepaald niet warm. Ik heb zin in bloemkool! Met een gehaktbal en wat kaassaus. En als dat burgerlijk is, dan zij dat maar zo.

Overmorgen sta ik lekker weer bij Albert Heijn mijn saaie winkelmandje vol te laden.

[Zie ook: Dossier Vietnam & Laos]

22.6.12

De ene vogel is bepaald niet de andere

Mannen met vogeltjes. Het is echt een item in Vietnam. De afgelopen weken heb ik vaak nagedacht over het hoe en waarom. Wat is er zo leuk aan een vogeltje in een kooitje en wat maakt dat het stoer is bovendien? Want je kunt ze niet vergelijken met duivenmelkers, die - eerlijk is eerlijk - bij ons een toch wat zielig imago hebben. Nee, het houden van een vogeltje is hier meer zoiets als vissen. Het is een testosteron-ding. Het is bier en vechten. Nog net niet hetzelfde als pitbulls fokken, maar het komt volgens mij toch aardig in de buurt.

Je ziet ze overal, die mannen met hun vogels. Ze lopen ermee op straat te pochen, het kooitje vaak afgedekt met een beschermhoes op maat. Maar je komt ze ook tegen in treinen en bussen. Het mooist is het als twee Vietnamezen elkaar met hun vogel bij toeval treffen. Dan gaat het dekzijl eraf en volgt een uitvoerig vergelijkend warenonderzoek. Ik heb er natuurlijk geen verstand van, maar het is duidelijk dat de ene vogel bepaald niet de andere is. Geen idee op basis waarvan ze onderling keuren. Of het kleur is, formaat, gezang of merk.

Maar verschil is er op zeker. Dat blijkt wel uit het feit dat één van de twee toevallige pasanten steevast wat beteuterd afdruipt. En uit het feit dat je de ander ziet groeien. Die houdt dan - voordat de beschermhoes weer wordt dichtgeritst - nog even het kooitje boven zijn hoofd en kijkt goedkeurend naar het arme vliegbeest dat erin zit opgesloten. Omstanders heffen nog net geen applaus aan, maar veel scheelt het allemaal niet. Goedkeurende Vietnamese aansporingen vallen je als winnaar in ieder geval ten deel. Tenminste, dat maak ik op uit de intonatie, want echt begrijpen doe ik het allemaal niet.

Ik heb nog overwogen om zelf een vogel te nemen. Een iets stoerder imago kan geen kwaad, nietwaar? Maar ik geloof dat ik dan toch nog liever ga vissen. Vooruit, met een biertje erbij!

[Zie ook: Dossier Vietnam & Laos]

19.6.12

Het mekka voor iedere monnik-fetisjist

We waren hier in 2005, toen het toerisme in Laos nog in de kinderschoenen stond. Vientiane was de meest slaperige hoofdstad ter wereld, waar van asfalt op de wegen in de verste verte nog geen sprake was. Vang Vieng telde slechts een handvol bars en van 'raves' had nog niemand er gehoord. Luang Prabang was net toegevoegd aan de werelderfgoedlijst van UNESCO en je moest nog moeite doen om een hotel te vinden.

Zeven jaar later zijn we terug in laatstgenoemde plaats. En hoewel je hier inmiddels struikelt over de hotels en 'guesthouses' - het schijnt dat er gemiddeld elke achttien dagen een nieuwe tent z'n deuren opent - en het gehalte Amerikaanse meisjes op hun eerste rugzakavontuur schrikbarend is gestegen, heeft Luang Prabang zonder twijfel z'n charme behouden. Het voelt hier eigenlijk nog net als toen.

Luang Prabang is wat mij betreft de parel van Azië. De koloniale bebouwing, het geweldige aanbod van geweldig eten, de relaxte atmosfeer, de machtige Mekong die voorbij meandert en natuurlijk de schier eindeloze hoeveelheid tempels, hier 'wats' geheten. Luang Prabang is het mekka voor iedere monnik-fetisjist. En tot die categorie reken ik mezelf zonder enige terughoudendheid.

Ik weet ook niet precies wat het is. Een combinatie waarschijnlijk van de fascinatie voor een leven in soberheid, de devotie aan een hogere macht en die prachtige oranje gewaden waarin ze zich kleden. Monniken in Laos zijn daarbij de crème de la crème. Meer benaderbaar dan waar ook, altijd nieuwsgierig en bijzonder gastvrij. Het duurde dan ook niet lang voordat ik hier weer een aantal nieuwe vrienden had gemaakt.

Gisterochtend liep ik op uitnodiging mee met de dagelijkse processie die om half zes begint. De monniken leggen dan een vast parcours af, waarbij ze hun voedsel voor de dag collecteren. Toegewijde gelovigen reiken dit - geknield langs de kant van de weg - uit aan de vertegenwoordigers van Boeddha, die het eten opbergen in hun bedelnap. Meestal is het overigens niet veel meer dan wat 'sticky rice'. Maar ach, je bent nu eenmaal geen monnik vanwege de copieuze banketten.

In de middag maakten we een wandeling door de hoofdstraat van Luang Prabang, waaraan over een lengte van enkele kilometers het ene na het andere tempelcomplex is gelegen. En terwijl Miriam onderweg wat kledingzaken bezocht, was ik vooral met de monniken bezig. Praatje hier, wat gekeuvel daar. Een heerlijk loopje vond ik het. Wadlopen, zeg maar. Maar dan met een 't'...

[Zie ook: Dossier Vietnam & Laos]

17.6.12

Drie dagen in de jungle

Drie dagen relaxen in een dorpje in de jungle. Dat is schorpioenen in je slaapkamer, net als giftige duizendpoten. Maar ook hangen in een hangmat en niet veel meer doen dan een beetje staren naar de rivier, waarvan het waterniveau onder invloed van het gestaag aanvangende regenseizoen veel meer dan gestaag stijgt. 's Avonds eten in een uitgestorven restaurant of wat daar voor door moet gaan en 's ochtends stokbrood met een ietwat taaie 'bite'. Maar ja, de vorige dag dan ook speciaal ingevaren vanuit Luang Prabang, dus wat verwacht je? En yoghurt? Yoghurt eet je met een vork! Da's duidelijk.

Drie dagen in de jungle. Dat is jeuk aan je voeten van de steekbeesten, die zich helemaal niets aantrekken van het anti-steekbeestenspul dat je toch maar trouw blijft smeren. 's Nachts wakker schrikken, omdat je vergeten bent je malariapil te nemen en dan je teen stoten in het aardedonker, omdat er slechts elektriciteit is tussen zeven en half tien. Maar het is ook niet veel meer doen dan twee boeken lezen en het gevoel hebben dat je eindelijk echt een beetje tot rust komt. Oh en is dat niet de boot naar Muang Kua? Goh, die is ook vroeg vandaag!

Drie dagen jungle. Dat is drie dagen niet bellen en geen internet en daar dan toch een beetje kriegel van zijn. Maar ook genieten van het gezang in het woud: het geluid van de krekels, de kikkers en de gekko's. En dat is die ene haan verdoemen, die je om half zes wakker kraait.

Drie dagen. Da's net mooi voor een stadsmens zoals ik...

[Zie ook: Dossier Vietnam & Laos]

12.6.12

Drommen vrouwtjes in klederdracht

Er is een paar dingen waar ik - als we op reis zijn - lichtelijk opgewonden van raak. In willekeurige volgorde: monniken, bejaarden met verweerde gezichten, officials in kleurige uniformen en leden van bergvolken in authentieke klederdracht. De monniken volgen later deze reis als we eenmaal in Laos zijn, voor verweerde bejaarden had ik niet eens het vliegtuig in gehoeven, kleurige uniformen zijn er in Vietnam te over en ook als het om bergvolken gaat kom ik hier behoorlijk aan mijn trekken.

Ten aanzien van de laatstgenoemde categorie is het in het Noord-Vietnamese Sapa overigens wel een tikje uit de hand gelopen. De 'hilltribes' hier realiseren zich maar al te goed dat toeristen geld hebben en dus is er een hele industrie ontstaan. Wil je hier in de omgeving een dorpje bezoeken, dan moet je betalen. Volgens onze Lonely Planet uit 2009 gaat het om bedragen van ongeveer 5-duizend Dong per persoon. Dat blijkt inmiddels - drie jaar later - te zijn opgelopen tot 40-duizend Dong. Bizar.

Overigens doen we dat natuurlijk niet: betalen om in een dorpje rond te mogen neuzen. Sowieso is er dan weinig authentieks meer aan en daar was het ons juist om te doen. Afijn, de omgeving met z'n ontelbare rijstterrassen is prachtig genoeg om zomaar een wandeling in de vrije natuur te verantwoorden en we zagen de afgelopen dagen al kleurig bergvolk genoeg, dus er is bepaald geen man overboord. Nee, storender zijn de taferelen in Sapa zelf, waar je als toerist door drommen vrouwtjes in klederdracht wordt achtervolgd.

Vanaf het balkon van onze hotelkamer hebben we vrij zicht op het duurste hotel in deze plaats. Een wanstaltig gebouw dat een Europees kasteel moet voorstellen, waar Vietnamese mannetjes in te ruim zittende bellboy-pakjes voor de ingang heen en weer drentelen. En waar voortdurend een meute bergvrouwtjes staat te wachten. Het doet me denken aan beelden van uitgelaten Boyzone-fans voor - pak 'm beet - het hoofdstedelijke Amstel Hotel. De vrouwtjes raken ook werkelijk in extase als zich een verdwaasde toerist uiteindelijk buiten waagt.

Uiteindelijk, ja. Want je ziet ze in eerste instantie wat moeilijk kijken - angstig misschien zelfs. Het moet ook redelijk confronterend zijn, zo'n haag van klederdracht die je schreeuwend ontvangt. "What's your name? Where you come from? You want shopping with me? Please you buy from me! Yes?" En afwerende gebaren maken, heeft geen zin. De vrouwtjes zetten nietsontziend de achtervolging in, waarbij ze een ratio van minstens twee op één hanteren. En dat ziet er bizar uit, kan ik verzekeren. Helemaal als het om een tourgroep gaat. Dat wordt als snel een hele rare optocht.

Gelukkig slapen wij voor slechts achttien dollar per nacht in een hotel dat prima is, maar zeker niet 'top of the bill'. We zijn dus automatisch al minder interessant. En anders heb ik altijd nog mijn natuurlijke blik, die - zo hoor ik vaak - behoorlijk chagrijnig is. Ik lust ze dan ook rauw, die lokale Boyzone-fans. Met een beetje chilisaus graag. Dat dan weer wel. Bon apetit!

[Zie ook: Dossier Vietnam & Laos]

10.6.12

Duizenden uitgelaten Vietnamezen

Ik zeg het regelmatig: reizen is geen vakantie. Het bleek gisteren maar weer eens toen er na een helse treinrit van dik tien uur en wat voelde als een onverantwoorde taxirit van nog eens negentig minuten met inhaalmanoevres die zo in het programma Wegmisbruikers zouden passen, geen hotelkamer meer te vinden was in het plaatsje Bac Ha. We waren er naartoe gegaan vanwege de zondagmarkt die hele meutes Hmong trekt; een minderheidsgroep die hier kleine dorpjes in de bergen bevolkt en nog gekleed gaat in authentieke dracht. Maar hoe konden we weten dat juist vandaag de jaarlijkse paardenrennen op het programma stonden?

Uiteindelijk sliepen we op de grond in een opslagruimte van het enige hotel dat bereid was ons te helpen. We pikten nog het Deense doelpunt mee tegen Oranje - voetbal is hier groot en daar blijf je dus voor op - en vanochtend zag de wereld er alweer een flink stuk zonniger uit. Niet in de laatste plaats vanwege de voornoemde paardenraces. Zonder enige twijfel het evenement van het jaar in de regio. Stel je een eenvoudig renbaantje voor, omzoomd door wat drassig grasland en in de buitenste ring wat bebouwing. En duizenden, vele duizenden uitgelaten Vietnamezen vooral. Tot op de daken.

De races zelf stelden eigenlijk bar weinig voor. Van de vier paarden die met hun berijders vertrokken, kwam er na drie rondjes steevast maar een over de finish. De rest raakte ergens halverwege het parcours volstrekt uit koers, tot grote hilariteit van de toeschouwers. Met name de vierde bocht bleek een uitdaging voor de jockeys, aangezien de edele viervoeters daar vrijwel zonder uitzondering rechtsaf wilden slaan - terug naar waar ze vandaan waren gekomen. Terug naar huis. Het lachsalvo dat deze taferelen bij de toekijkende Vietnamezen losmaakte en dat als een auditieve 'wave' rond de baan ging, zorgde - ondanks de warmte - voor kippenvel.

Reizen is geen vakantie. En soms vraag ik me af wat ik er ook alweer aan vond. Maar dan wordt het dus altijd weer ochtend. Een geurige ochtend in dit geval. De geur van paardenmest. Lekker!

[Zie ook: Dossier Vietnam & Laos]

7.6.12

Angstzweet versus regulier transpiratievocht

Hanoi, het klink alleen al zo heerlijk. En het is nog een boeiende stad ook bovendien. Op en top Aziatisch, met de gekte en de geuren die daarmee onlosmakelijk verbonden zijn. En toch met een zekere gratie. Dat geldt althans voor het oude gedeelte, dat nog de koloniale sfeer ademt van weleer. Geen hoogbouw hier, wel prachtige panden uit de tijd dat de Fransen nog de dienst uitmaakten. Panden in lichtelijk vervallen staat uiteraard. Een verfje her en der of een nieuwe pleisterlaag zou in elk geval geen kwaad kunnen. En tegelijk is dat vervallene ook weer de charme. Het tekent de complexiteit van deze regio, waar twee werelden steevast samenkomen.

En waar in Amsterdam fietsers de dienst uitmaken, zijn dat in Hanoi de brommerrijders. Ze vormen een welhaast onverslaanbaar volksleger en ze stoppen voor niets en niemand. De straat oversteken is hier een vak apart. De beste tip die we kregen is om het in slowmotion te doen. Geef brommers de kans om voor jou uit te wijken, in plaats van andersom. Het blijkt te werken, al kan ik niet ontkennen dat het regelmatig als een kamikazeactie voelt. Gelukkig is het angstzweet niet te onderscheiden van het reguliere transpiratievocht dat hier vanwege de hitte rijkelijk vloeit. Want ja, het is warm. Heet zou ik het zelfs willen noemen. Zozeer dat ik Miriam zelfs aanspoor om haar tijd te nemen in kleding- en schoenenwinkels, om zelf maar te kunnen genieten van de weldadige koelte die er uit de airco's stroomt.

Het oude deel van Hanoi bestond oorspronkelijk uit zesendertig straten. Zesendertig straten die ieder toebehoorden aan een lokaal gilde. Dat zie je vandaag de dag nog terug in de namen - zo is er een Katoenstraat, een Leerstraat, een Kippenstraat, een Zoete Aardappelstraat en zelfs een Drum-, Borstel- en Weegschalenstraat - en hoewel veruit de meeste gildes inmiddels niet meer zijn, heeft een aantal straten nog steeds de uitstraling van toen. In de Schoenenstraat stikt het nog steeds van de zaken die schoeisel proberen te slijten en in de Bamboestraat kun je nog steeds volop bamboe vinden. Wij zitten in de Uienstraat, Pho Hang Hanh in het Vietnamees. Overigens geen ui meer te bekennen hier.

Hotel Imperial waar we slapen is een heerlijke 'getaway', die al net als de rest van oud-Hanoi best een verfje kan gebruiken. Aan de buitenkant dan, want van binnen is het eigenlijk pure weelde. De teakhouten vloeren, de art-decolampjes naast het bed. We hebben zelfs een bubbelbad. En ach, de buitenkant. Die is in Azië sowieso minder belangrijk dan bij ons. Als 'ie je uberhaput al opvalt. Want de ingang wordt geblokkeerd door - jawel - geparkeerde brommers. In overvloed.

Hanoi. Hmmm, klink heerlijk. En dat is het ook.

[Zie ook: Dossier Vietnam & Laos]