Het antwoord op de eerder door mij gestelde
vraag hoeveel mensen er in een bus passen, was niet volledig. Sterker, de vraag zelf was niet helemaal correct. Als er in Guatemala echt helemaal geen enkele ruimte meer is ín de bus, zelfs niet voor de meest uitgemergelde anorexia-patiënt, dan kunnen er altijd nog passagiers óp de bus. Op het dak dus. Ik spreek uit ervaring.
Krap een half uur nadat we waren begonnen aan een wandeling van Lanquín naar het magische Semuc Champey - verscholen in de Guatemalteekse jungle - over een afstand van tien kilometer, waren we blijer dan ooit dat een minibus langszij kwam. Het zweet stond op onze ruggen na een klim die twee dagen later nog steeds behoorlijk voelbaar is in de bovenbenen en kuiten.
De bus was afgeladen. Voller dan vol. Maar bovenop was, naast een enorme vrieskist die schamel vastgesnoerd op weg was naar een nieuwe eigenaar, nog net genoeg plaats voor twee gringo's. En zo ging het hobbelend en wel over een slecht onderhouden, deels door slagregens weggespoelde 'dirtroad' richting onze bestemming. Volstrekt onverantwoord natuurlijk, maar mooi om mee te maken.
Semuk was overigens mooier. Stukken mooier zelfs. De attractie bestaat uit een kalkstenen brug waar een flinke rivier op af dendert. Het meeste water verdwijnt ondergronds, om enkele honderden meters verder al kolkend weer een weg naar boven te vinden. Een restje sijpelt - aangevuld met wat additionele stroompjes - over de brug in een serie azuurblauwe poelen, die trapsgewijs naar het eindpunt leiden.
De reis terug naar Lanquín beleefden we met minstens twintig anderen, opeengepakt in de bak van een pick-up. Er hadden naar Guatemalteekse maatstaven nog makkelijk twintig man bij gekund, als je het mij vraagt...
[Zie ook: Dossier Centraal-Amerika]