'Naar buiten kunnen rennen!'
Vlak nadat we hadden plaatsgenomen op rij zeven in het vliegtuig van Transavia, vroeg een stewardess of we wat naar voren wilden gaan zitten. De eerste zes rijen waren leeg en het leek haar, met het oog op de veiligheid, een beter idee als de passagiers zich wat meer zouden spreiden. Hoewel ik vond dat de argumentatie ernstig tekort schoot - het had iets weg van 'algemeen belang' en daar ben ik allergisch voor - stemde ik in en pakte onze handbagage uit het rek.
"Zullen we dan maar gewoon op de eerste rij gaan zitten?" vroeg ik aan Simone. Ze knikte. Maar juist op het moment dat ik mijn achterwerk in het kussen van stoel 1C wilde duwen, stormde een ietwat corpulente vrouw van middelbare leeftijd op mij af uit de richting van de nog openstaande deur van het vliegtuig. "Joe kent sit dèr!" riep ze in paniek. "Wat is er aan de hand?" vroeg ik de vrouw. "Wij zitten daar," zei ze al wijzend naar haar man die even verderop stond.
We kozen rij twee aan de linkerzijde van het vliegtuig. Geen probleem. Even later ging ook de vrouw zitten op de stoel precies voor mij, aan het gangpad. Ze jammerde, half in zichzelf. De man die naast haar zat, aan de overzijde van de smalle doorgang, informeerde naar de oorzaak. "Ik hou d'r helemaal niet van om opgesloten te zijn," klaagde de vrouw. "Zodadelijk gaat die deur dicht en dan wil ik 'm eigenlijk alleen nog maar open maken. Daarom zit ik op rij één."
De man keek verschrikt op. "Dat lijkt me niet zo'n goed idee hoor mevrouw. U kunt de deur maar beter dicht laten tijdens de vlucht," zei hij met een ernstige ondertoon. "Ik kan niet tegen dichte deuren," reposteerde de vrouw. "Dat is begonnen tijdens mijn tweede zwangerschap. Toen was er een incident in het donker. Ik kon de uitgang niet vinden. En sindsdien heb ik het. Geen dichte deuren!" Achter de man, naast mij aan de andere kant van het gangpad, zat een jongen gebiologeerd te luisteren.
"Dan doet u thuis de deur dus ook niet op slot?" vroeg de jongen nieuwsgierig. "O god nee," zei de vrouw. Het klonk alsof haar ergste nachtmerrie zojuist was verwoord. "O god nee," herhaalde ze. "Ik moet naar buiten kunnen rennen. Dat gebeurt een paar keer per nacht. De deur staat altijd open. De deur op slot, o nee. Dat zou ondenkbaar zijn!" Ze keek schichtig om zich heen en richtte zich vervolgens tot één van de stewardessen.
"Is de deur van het vliegtuig al dicht?" vroeg de vrouw. De stewardess bevestigde, terwijl ze uit alle macht serene rust probeerde uit te stralen. "Moet dat echt?" vroeg de vrouw. De stewardess knikte. De vrouw leek een kort moment te berusten in haar lot. Toen zei ze tegen de man naast haar, aan de andere kant van het gangpad: "Gelukkig zit ik op rij één."