Sinds lang zat ik vandaag weer eens in de metro. Helemaal verliefd op de fiets de laatste tijd en bovendien is de Veerhaven wat lastig bereikbaar met het openbaar vervoer. Twee keer overstappen. Maar vandaag was het druilerig en dus reisde ik overdekt.
Op station Eendrachtsplein stapte ik uit. Terwijl ik het station verliet, probeerden twee dames van middelbare leeftijd juist binnen te komen. En dat kan tegenwoordig best lastig zijn, aangezien de Rotterdamse metro met toegangspoortjes is uitgerust.
Die poortjes worden op dit moment gefaseerd in gebruik genomen. En omdat mensen moeten wennen, staat er meestal personeel van het vervoerbedrijf om nietsvermoedende reizigers ter wille te zijn. Maar personeel was vanochtend nergens te bekennen.
Van een kleine afstand keek ik het gehannes van de dames aan. Gevogel met strippenkaarten. Onduidelijkheid over de manier waarop die het poortje moesten openen. Vragende blikken. Na veel gedoe slaagde één van beiden erin om het mysterie te ontrafelen.
Het poortje zwaaide open. De dames trokken een sprint. Samen erdoor. Niet de bedoeling natuurlijk. Er loeide een alarm. Ze keken verschrikt om zich heen. Op hetzelfde moment schalde een geïrriteerde vrouwenstem met zwaar Surinaams accent door de ruimte.
"Dames, je weet toch dat je één voor één moet! Je moet stempelen en dan kan één erdoor. Je kan niet met twee tegelijk naar binnen! Eén stempelt en gaat erdoor. Twee stempelt en gaat erdoor. Niet samen erdoor! Ga jij terug! Ja, jij! Terug!"
Ik grinnikte en liep naar de uitgang van het metrostation. Het geratel van de Surinaamse ging gewoon door. Ze was luid en duidelijk hoorbaar via alle luidsprekers. Op het perron, bij de kaartautomaten, in de gangen die naar buiten leiden.
"Zo en nu ga je nog eens proberen," riep ze dwingend. Ik stelde me het schaamrood op de kaken van de dames voor, terwijl ik op de roltrap stapte.