Een mailtje van Bas van der Ham, tegenwoordig hoofdredacteur van Goedemorgen Nederland: "Beleefde vanochtend een avontuur dat op je weplok niet zou misstaan. Daarom maar, speciaal voor jou, opgeschreven." En omdat het inderdaad een geweldig verhaal is, hierbij de eerste ingezonden bijdrage ooit op dit platform.Toen ik vanochtend de contactsleutel van mijn Citroen omdraaide, klonk 'ie als een Ferrari. Hoewel ik dat eigenlijk best stoer vond, besloot ik toch maar even langs te rijden bij mijn garage. "Da's nie best", zei de nichterige man achter de toonbank van de 'servicedesk'. "Dat zou best wel eens een kapot spruitstuk kunnen zijn". Hoe ik ook mijn best deed, het lukte met niet om een kapot spruitstuk voor me te zien, laat staan een hele. Dat het inderdaad niet best was, bleek later die ochtend. Met het spruitstuk was niks mis, maar met de katalysator wel. 550 euro ging het geintje me kosten.
De identiteitscrisis van mijn auto dreef me terug in het openbaar vervoer, een manier van voortbewegen die ik een half jaar geleden voorgoed dacht te hebben opgegeven. Tot aan het station van Naarden-Bussum ging het goed. Daar moest ik helaas 28 minuten wachten op de bus naar Laren op een van de meest treurig stemmende stationspleinen van Nederland. De etalages van de lokale Kia-dealer, de fietsenmaker en de makelaar in treurig stemmende flats-met-uitzicht-op-de-hei konden daar niet veel aan doen.
Stipt op tijd kwam bus 109 voorrijden. Ik ging zitten in een 'viertje', zodat ik zo veel mogelijk beenruimte had. In een van de lommerrijke buurten van Bussum stapte een dame van een jaar of vijftig in met wat plastic tasjes van de Xenos. Op het eerste gezicht niets bijzonders, behalve dat ze besloot recht tegenover me te komen zitten. Ik knikte zo vriendelijk mogelijk en ging verder in mijn krant.
Vrijwel onmiddellijk werd er zo druk gerommeld dat ik het niet kon laten af en toe te kijken. Uit een van de tasjes kwam een half wit broodje tevoorschijn, gevolgd door een stukje aluminiumfolie. Uit haar handtas pakte ze vervolgens een aardappelschilmesje. In het folie bleek boter te zitten, die ze op het broodje smeerde. Uit een ander tasje kwam een onsje achterham, een beetje bleekjes, maar blijkbaar nog goed voor consumptie. Hoewel, van de randjes vet moest ze niets hebben. Die werden achteloos op de grond gegooid.
Uit een grote tas die tussen haar benen stond, kwam een kop stationskoffie. Ze deed de deksel open, nam een ferme slok, spoelde er haar mond mee, spuugde hem terug en stopte de beker weer in haar tas. Pas toen kreeg ik door dat deze keurige dame misschien wel niet zo'n keurige dame was. Zeker niet toen ze haar mond afveegde met een vergeeld servetje dat ook uit een tasje kwam. Ik keek eens goed naar haar kleding en zag dat het allemaal keurige Gooische kledingstukken waren die niet bij elkaar pasten. Hier en daar waren vegen te zien van duivenpoep.
Wat volgde was een tegelijkertijd fascinerende en huiveringwekkende voorstelling. Ze veegde met haar vinger achter haar oren en rook er aan. Daarop pakte ze het servetje weer, maakte het nat met wat spuug en poetste haar oorschelpen schoon. Ze haalde een bandje uit haar lange, grijze haar en begon het te kammen. De uitgevallen haren gooide ze op de grond. Met het bandje, ooit grijs maar nu ecru, werd haar paardenstaart weer in ere hersteld. Uit een ander tasje kwam een lippenstift, die ze aarzelend gebruikte. Ze keek keurend in een spiegeltje.
Ik was met stomheid geslagen. Dit was met afstand de sjiekste zwerver die ik ooit was tegengekomen. Toen ze bij het Gooisch ziekenhuis uitstapte, zag ik dat de gulp van haar nette broek openstond. Ik twijfelde of ik het haar moest zeggen, maar besloot dat het ten koste zou gaan van het prachtige plaatje.
[c] Bas van der Ham