De weblog met de positieve vibes!

30.5.05

Geraniums in de vensterbank

Ze waren de Asterix en Obelix van hun straat. Hem zag ik nog wel eens op een keukentrapje aan de voorzijde van zijn woning, in de weer met een emmer sop. Een grijzende zestiger. Slank postuur, altijd in een keurige pantalon en dito overhemd. Een bril op het hoofd met degelijk montuur. Hij zou de voorzitter kunnen zijn van een willekeurige bridgevereniging.

Haar zag ik minder. Af en toe liep ik net voorbij, als zij op haar fiets arriveerde. Een rijwiel met fietstassen, dat spreekt voor zich. In de zomer ging ze gekleed in kleurige bloemenjurken. Die verhulden niet dat haar lichaam minder goed geconserveerd was dan dat van haar man. Desondanks had ook zij een keurig voorkomen, met een permanent dat regelmatig werd vernieuwd.

Ze waren al jaren het bastion van oer-Hollandse kneuterigheid, in een straat die langzaam veranderde. Met de tijd verdwenen de vaste bewoners. De mensen die er soms decennia woonden, maar die vertrokken naar nieuwbouwwijken. Er kwamen migranten voor in de plaats. Buitenlanders en mensen die de straat als tussenstation gebruikten. Die er een jaartje woonden en weer gingen.

Bij hem en haar stonden geraniums in de vensterbank en de onvermijdelijke houten gans. Er hing vitrage voor het raam. Om hen heen begon bij andere huizen de verf te bladderen en roestte het metaal van de balkons langzaam weg. Daar hingen geen gordijnen voor de ramen, maar wat oude lakens. De naambordjes op de brievenbus verdwenen. Het werd ieder voor zich in de straat.

Al jaren geleden was besloten dat het gebouw zou verdwijnen. Er moesten appartementen komen van twee tot drie ton het stuk. De afgelopen tijd stroomde het huizenblok langzaam leeg. De laatste bewoners gingen begin van het jaar. Maar 13a bleef en bood kranig weerstand. Hij zeemde nog elke zaterdag de ramen, ook toen een bouwhek het gehele blok omsloot.

Toen we vanochtend de straat binnenreden, die op de route naar onze eigen woning ligt, zagen we dat het pleit was beslecht. Nummer 13a was leeg. Voor het raam stond een vergeten plant. Tussen onze post zat een brief van de deelgemeente, waarin stond dat het laatste bezwaar van tafel was. De sloop zou beginnen. De Romeinen hadden gewonnen.

Dichter bij de balie

De rij was lang. Er stonden voornamelijk Nederlanders. Veel te bruine en veel te luidruchtige Nederlanders, met opzichtige bagagelabels van hun touroperators, die ze in Krabi of Pattaya hadden afgezet. Of met wie ze als groep op rondreis waren geweest. Een jaar of wat geleden zagen we eens zo'n gezelschap in een Thais hotel. Met een reisleider die duidelijk vijf borrels te veel op had. Dertig man, een bus en een lallerig praatje.

In de rij naast ons stond een stel met een cowboyhoed op. Hij had een snorretje, zij ook een beetje. Terwijl we wachtten op onze beurt om in te checken voor de reis terug naar huis, liep de man met de hoed plots naar voren. Hij overlegde kort met drie anderen, die zich in onze rij wat dichter bij de balie bevonden. Na kort overleg wenkte hij zijn vrouw met de bagage, die zich met een stalen gezicht en een overvol bepakte kar eveneens bij het drietal voegde.

"Anders staan we wel erg ver van elkaar," hoorde ik haar in het voorbijgaan nog zeggen. De jongen voor ons protesteerde. "We zijn een groep," riep de cowboy ter verdediging. Half twee 's nachts op het vliegveld in Bangkok. Een gevecht om drie meter voorrang. Dit was Nederland op z'n best.

[Zie ook: Dossier Laos]

25.5.05

Lokale variant van 'Onur Air'

We zijn nog altijd in Luang Prabang en blijven daar tot morgen, om vervolgens terug te vliegen naar Vientiane. Geen bus over slingerende wegen dus. Niet tien uur in een volgepropt voertuig, maar lekker met 'Lao Airlines'. Dat wil zeggen: we hopen dat het lekker is. De genoemde luchtvaartmaatschappij is de lokale variant van 'Onur Air', dus of we aankomen, is nog even de vraag...

Inmiddels hebben we ook besloten dat Laos definitief een leukere bestemming is dan Thailand en dat we zeker terugkomen om het bergachtige noorden te zien. De tijd is weer te kort geweest...

[Zie ook: Dossier Laos]

23.5.05

Een provisorische tempel

De grotten van Pak Ou liggen twee uur stroomopwaarts. Met de stroom mee ben je binnen een uur weer terug in Luang Prabang. De Mekong is op dit traject soms honderden meters breed en vertoont zelfs in deze tijd van het jaar verradelijke draaikolken. De 'longtailboat' die we voor ons samen hadden gehuurd, schommelde af en toe vervaarlijk heen en weer op de deining van het water.

We waren de laatste toeristen van de dag die aanmeerden bij de kalksteenformaties en werden enthousiast onthaald door een vijfkoppig comité van uiterst vriendelijke Lao. Speciaal voor ons werd het dikke hangslot van de grootste grot nog even verwijderd. Binnen in de relatief kleine ruimte was een provisorische tempel ingericht. De zaklamp die we hadden gekocht, was geen overbodige luxe.

Overal langs de wanden stonden Boedha's opgesteld. Sommige splinternieuw en nog glimmend, andere duidelijk stammend uit een grijs verleden en met missende hoofden of afgebroken ledematen. Tussen de beelden lagen keutels van ratten, helderzwart oplichtend in het schijnsel van onze lantaarn. Boven onze hoofden klonk het schelle gepiep van een vleermuizenkolonie.

Terwijl de zon achter de groenbegroeide bergen zonk, voeren we even later over de machtige Mekong weer terug naar huis. Het ontvangstcomité zwaaide ons uit. "Lakon," riepen ze en wij riepen het terug. "Tot ziens!"

[Zie ook: Dossier Laos]

22.5.05

Ongekende spektakelshow

Het regenseizoen klopt in Laos aan de deur. De tijd tussen twee buien wordt langzaam korter. Vanaf begin juni gaat het hier helemaal los. Zojuist viel weer een exotische plensbui naar beneden. De druppels zijn warm en komen hier als een weldaad. Niet alleen voor de boeren, maar ook voor de toeristen. Want regen betekent nu eenmaal verkoeling en die is in Laos regelmatig bijzonder gewenst.

Vaak komt er ook onweer met de buien. En in de tropen staat donder en bliksem voor een ongekende spektakelshow garant. Nooit zag ik in zo'n kort tijdsbestek zoveel ontzagewekkende flitsen bij elkaar. In Vang Vieng keken we al onze ogen uit en gisteravond werden we opnieuw getracteerd. Alleen het elektriciteitsnet is er niet tegen bestand. Dat valt steevast voor een half uurtje uit.

Terwijl ik over mijn schouder kijk, zie ik dat het droog is. De ondergaande zon kleurt de hemel oranje.

[Zie ook: Dossier Laos]

21.5.05

Beursvloer versus heilige grond

Volgens Miriam heb ik een monniken-fetish. En toegegeven: ik vind ze behoorlijk interessant. Niet alleen omdat Boedhistische monniken zo kleurig ogen in hun oranje gewaden, maar ook door de drijfveren die achter hun keuze schuilen. Vaak worden ze in mijn ogen door een licht opportunisme gevoed. Monniken - of 'novices' als ze jonger dan twintig zijn - krijgen gratis onderwijs, kost en inwoning. Voor veel Lao - en ook Thai - is dat een uitgelezen kans op een beter bestaan dan hun ouders.

Maar er schuilt ook devotie in hun monnik-zijn. Meestal zijn het oprecht gelovigen die, wanneer je ze naar hun toekomstplannen vraagt, antwoorden dat het leven komt zoals het komt. Wat overigens niet wil zeggen dat ze zonder ambitie zijn. In Vientiane sprak ik een monnik die over een paar jaar graag in de effectenhandel zou gaan. Een andere jongeling zei toeristen rond te willen leiden. Hoe tegengesteld kunnen twee werelden zijn? De beursvloer versus de heilige grond van een 'wat'.

Ze zijn bijna allemaal net zo nieuwsgierig als ik zelf. En ze doen niets liever dan hun Engels uitproberen. Vooral de 'novices' knopen graag een praatje aan. Zeker als je zelf de eerste stap zet. En zo komt het dat Miriam mij soms minutenlang kwijt is, als ik weer ergens sta te keuvelen met een volger van Boedha. Vanmiddag zaten we samen in de schaduw van 'Wat Pha Pai' ansichtkaarten te schrijven. De ene na de andere 'novice' kwam geïnteresseerd over onze schouders kijken.

Morgenochtend om zes uur zijn we uitgenodigd door mijn nieuwe vriend Keo om de heilige start van de dag mee te maken in de tempel tegenover ons hotel. De wekker staat al...

[Zie ook: Dossier Laos]

Voorliefde voor stokbrood

Luang Prabang ademt de sfeer van Frans imperialisme. Op iedere straathoek staat wel een villa in koloniale stijl. Sommige zijn vervallen, met scheuren in het eens gave pleisterwerk. Andere gebouwen zijn schitterend gerenoveerd en huizen inmiddels vaak hotels of 'guesthouses'. Het stadje oogt - zeker voor Lao begrippen - uiterst welvarend, met geplaveide stoepen en prachtige winkeltjes.

Met de eigenaar van het kleine hotelletje waar wij verblijven, praat ik Frans. Hij spreekt het overigens vloeiender dan ik. In een vorig leven werkte hij voor het oude regime, dat ook na de onafhankelijkheid van Laos nog innige banden met het moederland onderhield. En nog steeds is Frans de tweede officiële taal, hoewel je er bij de gemiddelde Lao overigens niet mee aan hoeft te komen.

De Franse connectie is in het dagelijks leven vooral merkbaar door de algemeen heersende voorliefde voor stokbrood. Overal zijn 'baguettes' in alle denkbare variaties verkrijgbaar. Met jam, zoals wij in Europa gewend zijn of met typisch hartig Lao-beleg. Ook croissants, eclaires en andere gebakjes die wij eerder met Parijs dan met Azië associeren, zijn bepaald geen zeldzaamheid.

Het maakt Laos in het algemeen en Luang Prabang in het bijzonder een aangename mix van Europees en Oriëntaals. Met een welgemeend 'merci' van onze zijde voor de alom tegenwoordige vriendelijkheid. Want dat hebben de Lao voor op de Fransen. 'Sans doute'!

[Zie ook: Dossier Laos]

20.5.05

Bamboe, hout en bananenblad

De weg van Vang Vieng naar Luang Prabang is geen meter recht. Zes uur lang bochtjes draaien, tot je er kotsmisselijk van wordt. Dwars door de bergen, die overigens prachtig zijn. Dat wel. De enige bebouwing strekt tot hooguit honderd meter van het asfalt, verder is er jungle zo ver het zicht reikt. Bomen, struiken, lianen en een enkele palm, in die prachtig kenmerkende diepgroene kleur.

Her en der is wat landbouwgrond aangelegd voor een maisplantage en er zijn terrassen voor de aanplant van rijst, vanaf volgende maand. Maar de ontbossing in Laos lijkt in niets op wat je in Thailand ziet. Er zijn hier eenvoudig nauwelijks mensen. De weinige Lao wonen in simpele hutten van bamboe, hout en bananenblad. Een enkele keer staat er een bouwwerk van steen, meestal met een officiële functie.

De bus had af en toe moeite met de hellinggraad van de heuvels. Sommige vrachtwagens die we passeerden stonden nagenoeg of zelfs letterlijk stil. Veel verkeer is er overigens niet, wel wat wandelend volk. Kinderen in hagelwitte schooluniformen, onderweg naar het volgende dorp en taaie vrouwtjes met ladingen vracht op hun rug. Verder is het stil en uitgestorven. Laos is leeg. Lekker leeg...

[Zie ook: Dossier Laos]

Een opgeblazen tracktorband

Vang Vieng is helemaal ingericht op watersport. Behalve het feit dat de plaats heel handig halverwege de enige weg van Vientiane naar Luang Prabang is gelegen en daardoor een goede optie biedt om te overnachten, is de rivier Nam Song vooral ook schoon genoeg om in te vallen. Bijvoorbeeld tijdens het kayakken of 'tuben'. Met name het laatstgenoemde tijdverdrijf is bijzonder populair onder het meest jonge publiek dat het dorpje aandoet.

Tijdens het 'tuben' laat je jezelf meevoeren door het water, op een opgeblazen tracktorband. Hele volkstammen worden dagelijks een kilometer of tien stroomopwaarts uitgeladen, om pas uren later weer in Vang Vieng te arriveren. Dat de reis zo lang duurt, komt niet alleen doordat de rivier langzaam voortkabbelt, maar vooral ook doordat er tientallen stopplaatsen langs de route zijn. Daar gieten de 'tubers' zich vol met 'Beerlao', het lokale goud.

Bijna alle stopplaatsen bieden behalve bier ook mogelijkheden om in het water te springen. Vanaf gammele constructies tot wel zeven meter hoog, werpen de 'tubers' zich naar beneden. Verder kwamen we twee kabelbanen tegen en een enorme schommel die zeker vijftig meter in de hoogte bevestigd was. Aan de houten plank waar je op moest staan, was een touw bevestigd dat door twee Lao naar achteren werd getrokken. De waaghalzen die het probeerden, werden letterlijk in de rivier gelanceerd.

Zelf kozen we voor onschuldig kayakvermaak. De schade: twee licht verbrande onderbenen en wat spierpijn in de duimen.

[Zie ook: Dossier Laos]

18.5.05

Neonreclames die glitterend lokken

Vang Vieng is idyllisch gelegen aan een smalle rivier. Aan de overzijde van het water rijzen enorme heuvels op. Woeste pieken van kalksteen, dichtbegroeid met dondergroen tropisch bos. Aan de oever staan hutjes op palen, met daken van bananenblad. Over het water loopt een brug van bamboe, die nu nog begaanbaar is, maar vanaf volgende maand niet meer. Dan begint het regenseizoen en zwelt de rivier aan tot een kolkende stroom.

Het dorpje moet eens net zo idyllisch geweest zijn als de omgeving. Daar is onder de druk van het toerisme weinig van overgebleven, met neonreclames die glitterend lokken. Het fenomeen 'tv-bar' is hier inmiddels de standaard. Als toerist word je tijdens het eten getracteerd op afleveringen van 'Friends'. Op ieder moment van de dag worden op minstens vier verschillende plaatsen tegelijkertijd vier verschillende episodes getoond.

Wij kozen voor een restaurant met rustige jazz. Die werd overstemd door een film met James Bond in het belendende pand.

[Zie ook: Dossier Laos]

Geroosterd vlees op stokjes

Het busstation bruiste van energie. In de aanzwellende hitte stonden zeker twintig afgeragde bussen te wachten voor vertrek. Op het centrale plein was het een komen en gaan van mensen. Niet alleen passagiers, maar vooral ook straatverkopers. Sommigen droegen handen vol horloges, anderen probeerden het met wat schamele pakjes kauwgum. Het waren vooral jonge Lao - meest meisjes van een jaar of zestien - die met slechts een enkele fles water in een plastic zakje liepen te venten.

Het leek een mierenhoop. Op het eerste gezicht een ondoorgrondelijke bende. Daar stonden we dan met onze enorme tassen, het zweet van onze voorhoofden wissend, gadegeslagen door nieuwsgierige locals. Ik keek om me heen of ik ergens een bord kon ontwaren dat op de verkoop van kaartjes wees. De aanduiding 'planning office' kwam het dichtst in de buurt. Door de schuifdeur stapte ik naar binnen in een kantoor dat heerlijk koel was door de airco die op volle kracht blies.

"Sabaidee," zei een vriendelijke man. Ik groette terug. "Hoe laat gaat de volgende bus naar Vang Vieng?" vroeg ik in het Engels. "Om één uur," antwoordde hij. Ik bedankte en liep naar buiten, waar Miriam nog bij onze bagage stond te wachten. "We moeten twee uur wachten," zei ik. Ze knikte en we zochten en plekje in de schaduw op één van de bankjes op het midden van het plein. Links van mij zat een jonge monnik. Ik lachte en zei gedag. Hij lachte terug. Miriam bladerde in haar boek.

Ik besloot nog even op nader onderzoek uit te gaan en vond al snel een politieagent. Hij leunde relaxed tegen een pilaar. Op zijn hoofd een platte pet met een indrukwekkend glimmende badge. "Where does the bus to Vang Vieng leave?" vroeg ik. Hij wees over mijn schouder. "The yellow one," zei de agent. Ik bedankte hem hartelijk en liep naar de plek die hij had aangeduid. Met handen en voeten maakte een meisje voorin me duidelijk dat het vertrek al om half twaalf gepland stond.

Onze tassen werden op het dak gehesen. Het gangpad van de bus lag inmiddels vol met enorme zakken rijst en in het bagageruim werden zakken vol groenten en kruiden gepropt. Onderweg stopten we verschillende keren om nieuwe passagiers op te pikken. In een dorpje halverwege de reis werd de bus bestormd door vrouwen met geroosterd vlees op stokjes en zakjes cola met een rietje. Door de open ramen probeerden ze hun waar aan de man te brengen. De jongen naast mij kocht wat te drinken.

Toen we na bijna vier uur eindelijk arriveerden, waren we plakkerig van top tot teen. Bij een stalletje aan de kant van de weg aten we heerlijke 'flied lice' met kip. Ik spoelde het eten weg met een koud blikje 'Beerlao'. Voor de 'Tuk-tuk' naar onze bugalow betaalden we zeker vijfduizend KIP te veel. "Thank you very much," zei de bestuurder toen ik hem het geld overhandigde. De koude douche die we namen voelde als een weldaad. Het uitzicht op de rivier vanaf de veranda maakte alles weer goed.

[Zie ook: Dossier Laos]

17.5.05

Twee afgeragde fietsen

De Lao langs de kant van de weg lachten ons vriendelijk toe, terwijl we voorbij reden op twee afgeragde fietsen. We hadden ze vanmiddag voor tienduizend KIP gehuurd. Het equivalent voor nog geen Euro. Bijna geroutineerd voegden we ons in het Vientiaanse verkeer. Brommers scheurden links en rechts voorbij. Het viel me mee dat rode stoplichten werden gerespecteerd.

Zojuist toerden we in het duister naar de plaatselijke Vietnamees, die volgens onze 'Lonely Planet' de beste 'springrolls' in town verkoopt. We bestelden zowel de frituur-variant als de vegetarische. De eerste was prima, de smaak van de tweede werd helaas door koriander overheerst. De 'fried rice' - die hier consequent 'flied lice' wordt genoemd - maakte alles weer goed.

Op de weg terug verloor ik het hangslot van onze fietsen. Het moet uit het mandje voorop zijn gevallen. We vonden het niet meer terug. Ik zei sorry tegen de verhuur-mevrouw en moest nog eens tienduizend KIP voor het verlies betalen. Het wordt nog een dure vakantie...

[Zie ook: Dossier Laos]

Bijna dwaze sculpturen

We waren in een park, zo'n twintig kilometer buiten de stad. De weg erheen was een ware beproeving. Achterin de 'Jumbo' - de Lao variant op de 'Tuk-tuk' - was alle comfort ver te zoeken. Na een dik half uur over slechte wegen vol kuilen, deden onze billen pijn van het zitten en zaten onze ogen vol met stof. Net als in Thailand is Laos chaos, wanneer het op verkeer aankomt.

Het park stond vol met beelden, opgetrokken uit cement. Een vreemde mix van figuren uit het Boedhistisch en Hinduïstisch geloof. Een vorm van religieuze 'fusion', in een land dat van staatswege atheïstisch is. We wandelden rond in de verzengende hitte, terwijl onze chauffeur in de schaduw een dutje deed en verbaasden ons over de soms bijna dwaze sculpturen.

Terwijl ik onder een boom even bij stond te komen en mijn blik naar boven wierp in het bladerdak, viel mijn oog op een slang die met een slakkegang naar boven kroop. Koude rillingen. Mijn enige fobie! Ik riep Miriam en wees naar het beest. "Hij is banger van jou dan jij van hem," zei ze bemoedigend. Ik vroeg me af of dat wel zo was en dacht aan de jungle die nog komen moest.

[Zie ook: Dossier Laos]

Rode vlag met hamer en sikkel

Naast de ingang van de gouden tempel, die we al van ver aan de horizon zagen schitteren in de zon, zat een man in een provisorisch kantoortje. Hij was gekleed in een grijsgrauw kostuum en had een pet op zijn hoofd zoals ik die associeer met soldaten van het Rode Leger. Een klep aan de voorkant en bol van boven. Achter zijn rug hing een vale rode vlag met een gele hamer en sikkel.

We zijn in communistisch Laos. Daar merk je als toerist verder overigens weinig van. Of het moet de bureaucratie op het vliegveld zijn. Drie formulieren en een uitgebreide aanvraag voor een visum, voordat je in het land wordt toegelaten. En dertig Amerikaanse dollars, contant af te rekenen graag. De lokale KIP wordt niet geaccepteerd. In gedachten zag ik Karl Marx hevig woelen in zijn graf.

[Zie ook: Dossier Laos]

14.5.05

Groene boomslangen en kippen

"Gaat het een beetje?" vroeg Miriam. Ik schudde ontkennend mijn hoofd. Het water gutste aan alle kanten uit mijn lichaam. "Ik dreig oververhit te raken," kon ik nog net uitbrengen terwijl ik probeerde een zuchtje wind te vangen. Het was heet. Heter dan ik ooit had meegemaakt. De zon brandde en de luchtvochtigheid zorgde ervoor dat ademhalen zelfs moeilijk was. De temperatuur liep tegen de veertig graden.

We waren op de 'Chatuchak' weekendmarkt. Een markt in het noorden van Bangkok, waar iedere zaterdag en zondag bijna negenduizend kraampjes wachten op zo'n vierhonderdduizend bezoekers. De doorgangen waren smal, hetgeen de benauwde atmosfeer niet ten goede kwam. Desondanks was het een geweldige belevenis. Zeker nadat ik een theedoek had gekocht om het vocht van mijn voorhoofd te kunnen wissen.

De markt is verdeeld in bijna dertig secties met alle artikelen die je ooit mogelijk nodig zou kunnen hebben. Servies, kleding, antiek en dieren bijvoorbeeld. Vissen in alle soorten en maten, hondjes en eekhoorns in miserabele kooitjes, groene boomslangen en kippen. Op onze terugweg door de dierensectie kwamen we zelfs langs een hanengevecht. "Dat hoef ik niet te zien," zei ik tegen Miriam bij de aanblik.

Onze missie bestond uit het bemachtigen van oosterse sculpturen. Boedha-beelden of krijgers. Van hout of van brons. Ik had me voorgenomen om een flinke vracht te laten verschepen. Pas aan het einde van de middag liepen we twee monniken tegen het lijf, die uit teak waren gesneden. Het juiste hout in dit geval. Prachtige figuren waren het. Morgen gaan we terug om de deal rond te maken en nog wat extra spul te kopen.

[Zie ook: Dossier Laos]

'Ik sta onder arrest!'

Van het ene op het andere moment was ik gearresteerd. Op z'n Thais, dat wel. Dus met een vriendelijke glimlach en bijna excuserend voor het ongemak. De tik van de politieman op mijn schouder, terwijl we de trap van de 'Skytrain' opliepen, was al net zo bedeesd. Of ik even wilde volgen. Ik riep Miriam. "Ik sta onder arrest! Loop je even mee?"

Ik vroeg de agent, een slungelige vent met een brilletje en een mondkapje, waar we naartoe gingen. Uit het antwoord dat hij gaf, maakte ik op dat het een wandeling van zo'n honderd meter betrof. En inderdaad. Niet veel later hielden we halt aan de kant van de weg bij een mobiele politiepost, waar ik werd overgedragen aan een collega van de agent.

De man, die eveneens een mondkapje droeg, haalde een aantal geplastificeerde vellen te voorschijn. De pictogrammen spraken voor zich en de tekst die er in het Engels bij stond, liet evenmin ruimte voor interpretatie. Spugen: verboden. Sigaretten op straat gooien: verboden. Ik knikte begrijpend en zei dat het me speet. Het haalde niets uit.

En dus kreeg ik een boete van duizend Baht, omdat ik mijn brandende sigaret niet in een vuilnisbak had gedeponeerd. Ik betaalde met lichte tegenzin en bedacht dat het vervolgen van dergelijke overtredingen in Bangkok - een ronduit smerige stad - zo ongeveer gelijk staat aan het beboeten van mensen die een balletje trappen op een voetbalveld.

[Zie ook: Dossier Laos]

3.5.05

Euvel met onrijpe vrucht

"De parmaham is prima," zei ik tegen de ober op het terras van 'Vrijthof 9', een etablissement aan het gelijknamige Maastrichtse plein, "maar de meloen is bepaald niet rijp. Het is schier onmogelijk dat de betreffende keukenmedewerker dit niet heeft opgemerkt bij het aansnijden." De jongeman keek me wat glazig aan, nam het bord met de nauwelijks beroerde meloen toen van me over en zei dat hij met de keuken zou overleggen.

Tegen de tijd dat ons hoofdgerecht werd geserveerd, waarbij ik moet opmerken dat een tweede ober bij deze gelegenheid probeerde om mij spareribs in plaats van pasta aan te smeren, had ik de éérste ober - de man van de meloen - al enkele keren voorbij zien lopen. In kennelijke haast stoof hij met volle dienbladen langs onze tafel, onderwijl zijn hoofd de andere kant op draaiend om zo ieder oogcontact met mij te vermijden.

"Heb je al nieuws over de meloen?" vroeg ik met luide stem, toen hij voor de zoveelste keer onze tafel passeerde zonder op of om te kijken. Hij verstijfde even, om zich vervolgens langzaam om te draaien. "De meloen," stamelde hij. "Ik heb het gemeld bij de keuken en ze zijn aan het overleggen." Met een geamuseerde blik keek ik de ober aan. Er waren zeker dertig minuten verstreken sinds ik hem het euvel met de onrijpe vrucht voor het eerst had gemeld.

Toen de andere ober later onze tafel leegruimde, maakte ik hem nog even attent op het voorval. "Bij je collega heb ik eerder aangegeven, dat de meloen uit mijn voorgerecht niet rijp was. Hij is dat gaan overleggen met de keuken, maar ik heb daarna niets meer gehoord. Kun je even informeren?" Miriam merkte bewonderend op dat ik er nogal wat werk van maakte. "Het gaat om het principe," legde ik uit. "Ik hoef geen korting, wel een reactie."

Enkele minuten later verscheen de tweede ober met de rekening aan onze tafel. "Er is gebleken dat de meloen uit het voorgerecht niet rijp was," zei hij, waarna het stil werd. Ik keek hem verwachtingsvol aan, maar de jongen zweeg. Juist toen ik wilde vragen tot welke conclusie dit voor hem leidde, zei hij: "Sorry! Onze excuses dat de meloen niet rijp was. U hoeft het voorgerecht dan ook niet te betalen." Ik knikte hem toe. "Dat is heel keurig," reageerde ik.

"Een kopje koffie was genoeg geweest," zei ik even later tegen Miriam, terwijl ik mij verkneukelde bij de gedachte aan mijn overwinning.

Twee enorme zeebeesten

"Vorig jaar heeft een Frans stel zich laten insluiten," vertelde onze gids. "Zijn ze teruggevonden?" vroeg ik. In het schijnsel van haar gaslantaarn zag ik dat ze knikte. De lamp wierp onze schaduwen op de muren van de ondergrondse gang. Overal zag ik aftakkingen. "Hoe kun je hier niet verdwalen?" vroeg Miriam. "Het heeft mij zeker vijf jaar gekost voordat ik de weg een beetje kende," zei de gids, een vlotte Limburgse van onze leeftijd.

Ze vertelde dat de mergelgrotten zich meer dan zeventig kilometer uitstrekken. Zeventig kilometer in mergel uitgehakte gangen in alle richtingen. Tot over de grens, in België. Zelf was ze alleen bekend met het kleine stukje dat onder de Valkenburgse Cauberg loopt. Maar ook dat leek mij een absolute topprestatie, aangezien de wandeling van een uur die wij maakten door een schijnbaar ondoorgrondelijk doolhof voerde.

Overal waren houtskooltekeningen op de wanden aangebracht. Op andere plaatsen zagen we sculpturen, in het zachte gesteente gehouwen. Er zaten ware kunststukjes bij. We werden geïmponeerd door twee enorme zeebeesten uit het tijdperk van de dinosauriërs. De schedels van deze meterslange dieren waren teruggevonden in de mergel, als stille getuigen van een tijdperk waarin Limburg nog beneden zeeniveau lag. De plaatselijke hoefsmid had ze gereconstrueerd.

We waren slechts met z'n drieën. De gids, Miriam en ik. "Het wordt een privé-rondleiding," zei onze begeleidster aan de start. "Jullie zijn de enige bezoekers vanmiddag." Ze stak haar gaslamp aan en leidde de weg. "Ik vond het erg gezellig," zei ze na afloop. "Waarom wilde je eigenlijk naar een mergelgrot?" vroeg ik toen we zondagavond weer in Rotterdam waren. Miriam schudde haar hoofd. "Dat weet ik eigenlijk niet," zei ze. "Het leek me wel leuk."