E-mail aan Theo MaassenBeste Theo,
Toen ik vanmiddag met Miriam museum Boijmans-van Beuningen uitliep, de aangename najaarszon in, hoorde ik iemand vrolijk neuriën. Terwijl ik nog even werd afgeleid door de enorme gestalte van Kabouter Butplug, die sinds kort eindelijk rust heeft gevonden op het binnenplein, ging het neuriën over in fluiten. Ik wendde mijn hoofd en zag tot mijn verrassing dat het Geert-Jan was. Hij zag mij ook en groette met een glimlach. We schudden handen. "Dag mevrouw," zei hij tegen mijn vriendin. Ook zij gaf hem een hand. "Dit is Geert-Jan," zei ik ter verduidelijking. Het was de eerste keer dat ze elkaar ontmoetten. Ze herkende zijn naam en knikte beleefd.
Geert-Jan zwerft al jaren door het centrum van Rotterdam. Hij was vaak aan het werk bij de uitgang van parkeergarage Weena, in hetzelfde gebouw waar ik jaren werkte. Hij verkocht er straatkranten. En hoewel ik nooit heb gezien dat hij ook daadwerkelijk een exemplaar wist te slijten, oogde hij immer optimistisch. Op een dag raakten we aan de praat. Ik stond buiten een sigaret te roken, Geert-Jan liep voorbij en zei gedag. "Goedemiddag," reageerde ik opgewekt. "Je bent de eerste die iets tegen me zegt vandaag," waren geloof ik zijn woorden, waarna we spraken over zijn leven op straat en over vijf euro voor een identiteitsbewijs.
"Hoe is het met je?" vroeg ik onderzoekend. De vrolijke glimlach maakte plaats voor een meer bedrukt gezicht. Hij richtte zijn blik naar de grond. Geert-Jan murmelde iets over hoe hij er nog maar het beste van probeerde te maken. Ik knikte begrijpend. Twee weken geleden had hij me verteld over een ongeneeslijke ziekte. Ik twijfel nog steeds aan het waarheidsgehalte van dat verhaal, maar mocht het niet kloppen, dan wist hij zich in ieder geval te herinneren dat hij het me eerder had gezegd. "Heb je misschien een muntje voor een bak koffie?" vroeg hij. Terwijl we gedrieën onder de poort door naar buiten liepen, gaf ik hem wat geld.
"Zijn jullie getrouwd?" vroeg Geert-Jan. "Nee, we wonen wel samen," zei ik, waarna hij een enthousiast verhaal begon over de nadelen van het huwelijk en over recepties die toch maar worden bevolkt door mensen die je liever niet ziet. Toen Geert-Jan klaar was met zijn monoloog keek hij ons verwachtingsvol aan. "Ik had toch verteld dat Theo Maassen een goede maat van mij is?" vroeg hij na een korte stilte. Ik schudde mijn hoofd. Dat verhaal was nieuw. "Hij heeft me gevraagd om wat voor zijn show te schrijven," vervolgde Geert-Jan. "Ik probeerde net wat materiaal op jullie uit en jullie reactie, daar kan ik wel wat mee."
Nog voor ik kon reageren, begon hij te vertellen over de act met het kratje bier. "Die ken je toch wel?" vroeg hij. Ik twijfelde. "Die heb ik verzonnen! Die heeft Theo van mij," zei Geert-Jan uitgelaten. Hij beweerde geloof ik dat je er Cameretten mee hebt gewonnen. Mijn gedachten dwaalden af. Naar de eerste ontmoeting met Geert-Jan en de vraag of hij het identiteitsbewijs ook echt had gehaald. Naar ons recente gesprek, waarin hij zijn al dan niet naderende einde had aangekondigd en naar het kratje bier. Het beeld van een zwerver die cabaretiers van geschikt materiaal voorziet, sprak me zeker aan, maar ik had moeite om het ook echt te geloven.
Vandaar deze mail, Theo. Omdat ik toch moet weten, van Geert-Jan en dat kratje.
Groeten,
Sander Versluys
[Zie ook: Dossier Geert-Jan]