Onwezenlijke groenblauwe kleur
Queenstown bleek afgeladen. De bordjes 'no vacancy' langs de kant van de weg waren legio. Het aanbod om voor honderdtachtig dollar te overnachten in een 'bed & breakfast' accommodatie bij een wat zompige alleenstaande man, die wel heel erg zijn best deed om zijn huis aan te prijzen en overigens een wat ongemakkelijke indruk op ons maakte, sloegen we af. Op de weg naar Te Anau waren zelfs de kleinste dorpjes drukbezet met toeristen. Het hoogseizoen is duidelijk in volle gang. Uiteindelijk sliepen we in Athol. Een gat met vier huizen en wat schapen.
De nacht ervoor hadden we ook al moeite om onderdak te vinden. Lake Tekapo, aan de overs van het gelijknamige meer met z'n smaragdgroene kleur, was vol. Een paar kilometer in de richting waar we vandaan kwamen, vonden we onderdak bij James Mackenzie en zijn vrouw in Burke's Pass. Een paar gedateerde 'cottages' langs de doorgaande weg, gecombineerd met een soort truckersrestauratie. We aten er de slechtste 'fish & chips' ooit, maar hadden een amusante avond met het echtpaar Mackenzie en een paar Australiërs, die ons fluisterend ontraadden om de 'steak' te bestellen.
De volgende ochtend zag het weer er weinig hoopvol uit. We zouden 'Mount Cook' bekijken, met ruim zevenendertighonderd meter de hoogste berg van 'Australasia' en de hemel was opnieuw bewolkt. Maar halverwege klaarde het op en al snel zagen we de Nieuw-Zeelandse Alpen voor ons opdoemen. De sneeuw op de toppen van de bergen reflecteerde in de zon. Opnieuw passeerden we 'Lake Tekapo' en een paar kilometer verder 'Lake Pukaki'. Beide plassen waren ooit door gletchers uitgesleten. Het water was doordrenkt met wittig sediment, hetgeen de onwezenlijke groenblauwe kleur veroorzaakte.
De weg naar 'Mount Cook' leidt langs het laatstgenoemde meer, dat gevoed wordt door een veelvoud aan bergbeekjes. Het finale deel van de rit voerde door een wijds laagland. In Aoraki - aan de voet van de berg - maakten we een korte wandeling. Watervalletjes kletterden naar beneden en dikke pakken sneeuw werden door verschillende gletchers richting het dal gestuwd. Het pad dat we volgden werd aan beide zijden omzoomd door struiken en varens, die het nationale symbool van Nieuw-Zeeland vormen. Af en toe passeerden wat andere wanderlaars, die we vriendelijk groetten.
Richting Queenstown veranderde het landschap voortdurend. Nadat we het hooggebergte achter ons hadden gelaten, volgden nagenoeg kale heuvels. Alleen wat uit de kluiten gewassen graspollen groeiden op de hellingen. Vervolgens werd de omgeving ruiger en groener, om te culmineren in een rotsachtige omgeving rond Cromwell. In de 'Kawarau Gorge' perste een snelstromende rivier zich tussen het graniet door. Overblijfselen uit de periode dat deze omgeving door goudzoekers werd gefrequenteerd, waren aan de overzijde van de rivier nog duidelijk zichtbaar. Af en toe doemde de toegang tot een oude mijnschacht op.
Het was de mooiste route die we tot dan toe gereden hadden. Voordat we ons zorgen maakten over de nacht, aten we eerst een stevige hamburger bij de plaatselijke 'Mac' in Queenstown.
[Zie ook: Dossier Nieuw-Zeeland]